Op zondag 25 november organiseerde het Indisch Herinneringscentrum de bijeenkomst Indië Tabee? De bijeenkomst vormde het slot van de serie Gepeperd Verleden, die de betekenis van de gedeelde koloniale erfenis vanuit verschillende perspectieven belicht. Onderzoeker Remco Raben, betrokken bij het project Politiek Bestuurlijke Context, en Stephanie Welvaart van Getuigen & Tijdgenoten namen deel aan de bijeenkomst en schreven er gezamenlijk een blog over.

Eigen verleden eerst

De discussies over het koloniale verleden zijn niet van de lucht. Hoewel kritiek op het kolonialisme niet van vandaag of gisteren is, lijken de aanklachten tegen de fundamentele ongelijkheid, het geweld en het racisme van koloniale overheersing alleen maar aan te zwellen. Ook klinkt steeds vaker de vraag of ‘Nederland’ zich wel van de koloniale wereldbeelden heeft losgemaakt. Nu leven er in Nederland veel mensen die de koloniale tijd nog hebben meegemaakt. Dat roept de vraag op hoe hun persoonlijke herinneringen zich verhouden tot de verschuivende inzichten en debatten over het koloniale verleden. Kunnen mooie herinneringen aan een Indische jeugd samengaan met kritiek op het kolonialisme? Deze kwestie stond centraal in de laatste, vijfde aflevering van een reeks debatten die het Indisch Herinneringscentrum het afgelopen jaar heeft georganiseerd onder de titel Gepeperd verleden.

Persoonlijke herinneringen staan niet op zichzelf. Op allerlei manieren zijn zij vervlochten of raken zij in de knoop met andere vormen van historisch bewustzijn, zoals de geschiedschrijving en de morele beoordeling van kolonialisme. Die drie niveaus lopen door elkaar, en dat leidt tot wrijving, veel verwarring en debat.

Dat bleek ook tijdens deze aflevering van Gepeperd verleden. Te gast was schrijver Kester Freriks, die in zijn recente pamflet Tempo doeloe, een omhelzing voor een ‘rechtvaardiging’ van het koloniale verleden pleit. Er zijn immers talloze mensen die warme herinneringen aan een jeugd in Indië koesteren. Hoewel Freriks erkent dat het koloniale verleden ook donkere kanten had, ervaart hij de aanzwellende antikoloniale kritiek als eenzijdig. Uiteindelijk, zo redeneert hij, was het kolonialisme niet altijd zo slecht als vaak wordt beweerd.

Deze redenering is problematisch, omdat het de persoonlijke herinnering verwart met claims over de aard van het koloniale regiem. Om uit de knoop te raken, zo werd tijdens de discussies wel duidelijk, moet je beter onderscheid maken tussen de verschillende niveaus van zingeving aan het koloniale verleden. Dat betekent ook dat je de eigen herinnering moet kunnen confronteren met de verhalen van anderen, met meer algemene geschiedverhalen, en met de verschuivende moraal in de tijd. Een mooie herinnering aan een koloniale jeugd, hoe onmiskenbaar die ook is, houdt immers verband met de positie die men in de koloniale samenleving bezette.

Herinneringen, geschiedschrijving en moraal schuren. Juist op die plekken in verhalen waar het spant, waar het ongemakkelijk wordt, ligt een schat aan informatie. De herinneringen aan Tempo Doeloe, zoals die in Nederland leven, kunnen op deze manier een beginpunt zijn van nader onderzoek. Juist in die verhalen wordt duidelijk hoe het koloniaal systeem werkte en in herinneringen blijft doorwerken. Hoe wordt er terug gekeken op de koloniale tijd, wat zegt zij of hij, en wat wordt er niet genoemd? Wie speelt in de vertelde herinnering de hoofdrol en wie is een bijrol toebedeeld?

In alle herinneringen staat het eigen perspectief als vanzelfsprekend voorop. Maar typisch koloniaal is dat de eigen privileges en ongelijke verhoudingen in de maatschappij, die immers de persoonlijke ervaringen en herinneringen sterk hebben bepaald en gekleurd, niet of nauwelijks worden bevraagd. Daarom is het essentieel dat verschillende perspectieven de ruimte krijgen en naast elkaar komen te staan. Om tot een evenwichtig geschiedverhaal te komen zijn er verhalen nodig die het Nederlandse dominante narratief uitdagen en ons op de blinde vlekken wijzen.

De voorstelling dat alle persoonlijke verhalen samen de geschiedenis kunnen vormen is echter veel te simpel. Een geschiedverhaal kan nooit recht doen aan alle individuele ervaringen. Ook moeten we beseffen dat er altijd keuzes worden gemaakt waardoor sommige verhalen wel en andere niet worden gehoord of verteld. Bepaalde persoonlijke en collectieve verhalen zijn dominanter in de publieke representatie van het koloniale verleden, sommige perspectieven zijn sterker aanwezig dan anderen. Zoals de Indonesische schrijver en journalist Joss Wibisono tijdens de discussie opmerkte, zijn Indonesiërs bijna altijd figuranten in de Nederlandse verhalen over de koloniale periode.

Er ligt een grote verantwoordelijkheid bij verhalenverzamelaars en verhalenvertellers om recht te doen aan de complexiteit van de koloniale herinnering, en niet alleen de persoonlijke ervaringen van Nederlanders, maar mensen met diverse achtergronden zoals Indonesiërs, Indische Nederlanders, Chinezen en anderen een plaats te geven. Persoonlijke verhalen kunnen dus een corrigerende en signalerende functie vervullen, een ontsnapping uit al te schematische en dominante voorstellingen van het verleden.